Actief burgerschap.
Actief burgerschap.
Woensdag 20 mei was weer een heel inspirerende dag. CMO Stimulans, dé instelling voor diversiteitsbeleid,en Meander, regionaal centrum maatschappelijke ontwikkeling, hielden in Rotterdam een studiedag over actief burgerschap. Voorheen werd het integratie genoemd maar omdat actief burgerschap voor alle Nederlanders geldt, is actief burgerschap meer het juiste woord geworden.
Vrijdag had ik in Brussel al een goed gesprek gehad met Mehmet Aközbek, projectleider lokaal integratiebeleid van het ministerie van VROM en ook nu was hij er, nu als de openingsspreker.
De onderlinge betrokkenheid onder de burgers is onder druk komen te staan door o.a. het afbrokkelen van de zuilenstructuur. Het wij gevoel is verloren gegaan en zou weer duidelijker aanwezig moeten zijn. Alle Nederlandse burgers, waar ze ook vandaan komen, zouden mee moeten doen op sociaal, democratisch en economisch gebied. VROM doet een groot beroep op deze visie.
Daarom is er een handleiding integratiebeleid uitgekomen en naar de gemeenten gestuurd: Integratienota 2007. Er zijn verschillende thema’s daarin aangegeven zoals dat alle scholen moeten werken aan het ontwikkelen van actief burgerschap, democratische bewustwording. Het is gebleken dat de burger zich vooral richt op de fysieke en sociale directe omgeving. Daar zou dus veel aandacht aan moeten worden besteed.
Het doel wat VROM daarmee wil bereiken is dat de directe voorwaarden hiervoor wordt verbeterd. Door o.a. betere beheersing van de Nederlandse taal en verbetering van de relatie werk/ onderwijs. Maar ook door het stimuleren van vrijwilligerswerk onder onze nieuwe Nederlanders.
Na hem sprak prof. Dr. Lucas Meijs, bijzonder hoogleraar “vrijwilligerswerk, civil society en ondernemingen” aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Verhoudingsgewijs is de participatiegraad anno 2008 in Nederland erg hoog t.o.v. arbeid, vrijwillige inzet en mantelzorg.
Daarbij worden enkele belangrijke zaken onbenut zoals: mensen met een functiebeperking, langdurige werklozen en arbeidsparticipatie bij 55+.
De lat voor de participatie wordt in Nederland wel erg hoog gelegd.
Uit onderzoek is gebleken dat publieke familiariteit erg belangrijk is. Dat betekent het elkaar regelmatig zien, het herkennen van gezichten uit de omgeving. Daardoor ontstaat meer vertrouwen in de omgeving.
Binnen Civil Society (Is een aanduiding van organisaties of instituties buiten de sfeer van de overheid, de markt en de verbanden van familie en vrienden. Mensen maken er vrijwillig deel van uit. Uit Wikipedia) worden drie belangrijke onderdelen onderscheiden:
1 Dienstverlening (service delivery) burgers verlenen diensten aan andere burgers. Bijvoorbeeld het organiseren van feesten of cursussen voor elkaar.
2 Solidariteit (mutual support) burgers met een zelfde interesse organiseren activiteiten voor eigen mensen.
3 Politieke beïnvloeding (campaigning) burgers met gedeelde interesse voeren actie om iets te bereiken. Bijvoorbeeld een groep komt op voor een deelbelang en gaat praten met de wethouder om iets gedaan te krijgen.
We kunnen gaan lijmen. Zorgen voor betrokkenheid van eigen groepen, ook i.v.m. geld. Samenwerkingsverbanden bevorderen. Als dit in eigen kring gebeurt noemt Lucas Meijs dit bonding. Als het contacten leggen is buiten de eigen groep dan hebben we het over smeerolie en dat heet bridging. Daarbij is opgemerkt dat het moeilijk is om bridging te krijgen als er geen bonding is.
Als we bonding niet toestaan ontstaat er assimilatie
Als we bridging niet toestaan krijgen we marginalisatie
Door actief burgerschap ontstaat:
- een gezonde samenleving (sociaal kapitaal / cohesie
- meer en (soms) betere diensten / producten / meningen
- “fluitend naar huis”: individuele tevredenheid door activiteit
Vervolgens sprak wethouder Rick Grashoff van Rotterdam.
Na de oorlog heeft het individu zich onafhankelijk gemaakt van anderen. De verzorgingsstaat maakte dit mogelijk. Cohesie onder de burgers neemt daardoor af met als gevolg dat er een horkerig gedrag ontstaat.
Actief burgerschap is door de snelle instroom van migranten moeilijker geworden.
Er is nu wel een stadsburgerschap (leading intercultural city) ontstaan. Uit onderzoek blijkt dat alle Nederlanders, ongeacht hun afkomst, een even grote betrokkenheid met de stad hebben. Er is bijvoorbeeld in Rotterdam het begrip opzoomeren ontstaan. De naam is ontstaan doordat men in de Opzoomerstraat hiermee is begonnen.
Rotterdam heeft een duidelijk participatiebeleid. De bedoeling is dat iedereen meedoet aan de samenleving zonder dwang (participeert). Daarbij is het van belang dat er bindingen komen in de eigen groep maar dat men ook naar ‘buiten’ treedt.
Er werd opgemerkt dat burgerinitiatieven altijd zouden moeten worden gefaciliteerd, ook zo mogelijk t.a.v. geld.
Er kwamen twee vragen naar voren die niet werden beantwoord:
- Hoe moeten we de beeldvorming veranderen dat actief burgerschap niet alleen voor migranten
geldt?
- Hoe kunnen we maatschappelijke betrokkenheid c.q. vrijwilligerswerk activeren?
Na deze inleiders kon worden meegedaan aan workshops of presentaties.
Ik ging eerst naar de presentatie van Stichting Piëzo. De directeur mevr. Mirjam van Bijnen legde uit wat de stichting in Zoetermeer doet en wat de Piëzo Methode inhoudt. Ze hebben daar 3 centra en in juni komt er nog een bij. De methode wil een bijdrage leveren aan de vrijwillige inzet van mensen. Het is ook een leer/werkbedrijf waardoor via stage men in het sociaal cultureel werk rolt. Het is gebleken dat fysieke plekken erg belangrijk zijn. Dit kunnen ook ontmoetingsplekken zijn in een brede school. Getrainde vrijwillige vrouwen treden op als bezoekvrouwen in de wijk om mensen uit hun isolement te halen en over te halen mee te doen. Er wordt ook gericht op mannenemancipatie. Zo ontstonden kooklessen voor mannen. Dit wordt daar in de volksmond de mannensociëteit genoemd. Mannen van allerlei achtergrond komen hiervoor bij elkaar, ook uit andere wijken.
Om de drie maanden is er een feestje, steeds in een andere wijk, waarbij iedereen, dus ook uit andere wijken, wordt uitgenodigd. Het zorgt dat mensen in andere netwerken komen en zo hun netwerken dus verbreden (bridging). Dit wordt betaald uit de Wmo-pot. Ook wordt bevorderd dat vrouwen die slecht Nederlands spreken ‘stage’ kunnen lopen op scholen. Dat werkt naar twee kanten, de vrouwen leren Nederlands en leren de school kennen en de school heeft onbetaalde hulp.
Erg belangrijk is dat er altijd kinderopvang is.
Ervaren wordt dat er tussen de gemeentelijke afdelingen nog teveel schotten staan waardoor de afdelingen van elkaar niet weten waar ze mee bezig zijn. Hierdoor zijn ook de subsidiestromen moeilijk.
Duidelijk is dat het werken op wijkniveau de integrale samenwerking bevordert.
Het begrip ‘levenlang leren’ is gericht op de vrijwilligers en wordt vanuit de gemeente geïnitieerd.
Er is een subsidiemogelijkheid om geld te krijgen als een ‘nugger’ (niet-uitkeringgerechtigde werkzoekende) weer aam het werk komt.
Vervolgens naar de workshop van Klaas Mulder van Laagland’advies.
Hij begon met de vraag wat participatie eigenlijk is. Het kan binnen een groepje beleggers zijn, enz., maar ook mensen betrekken bij besluiten is participatie.
Als we proberen mensen te betrekken binnen een besluitvormingsproces, bijvoorbeeld bij een verandering van een woonwijk, hoe moet het proces dan verlopen. Meestal wordt er een agenda opgesteld, een aanpak geschreven en de organisatie opgezet. Vergeten wordt dat er twee essentiële zaken daarvoor komen: Analyse, wat zien we gebeuren en Diagnose, wat is het kernprobleem.
Vaak wordt er gekeken vanuit één visie en uitgangspunt. Belangrijk is om andere visies goed te bekijken. Vaak wordt gezien wat men wil zien waardoor het andere niet wordt gezien. Daardoor is het meestal: wij willen gevolgd door zij moeten.
Men zal bij projecten realistisch moeten kijken of het kan, bezien vanuit diverse disciplines. Als er teveel negatieve effecten het gevolg zijn dan beter geen participatie regelen.
Wanneer er voor participatie wordt gekozen dan is het belangrijk dat er een goede sfeer wordt geschapen, goede en betrouwbare informatie wordt gegeven en altijd goede notulen worden gemaakt die de participanten toegestuurd krijgen. Eventueel is het nuttig om sleutelfiguren te benaderen om mensen te trekken. Om het proces goed te laten verlopen is het goed eerste een informatieavond te houden en daarna een discussieavond.
Bij het verkrijgen van overeenstemming zullen de bewoners in balans moeten zijn.
Er is draagkracht en daartegenover draaglast. Draaglast is: geldzorgen, zorgzorgen, kopzorgen en buurtzorgen. Draagkracht bestaat uit: gezondheid, zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en intelligentie. Door ontzorgen wordt de draaglast verminderd en dat is nodig om mensen op de juiste manier te laten participeren.
In de wandelgangen gebeurt het. Ook nu heb ik enkele aardige zaken te horen gekregen. De beleidsmedewerker van het ministerie van VROM is bezig de reis met minister van de Laan samen met de Bruggenbouwers van Gorinchem voor te bereiden. Waarschijnlijk wordt het eind juni en gaan we naar Arnhem. Ook hadden we een discussie over vrijwilligerswerk. Hij vindt dat het vrijwilligerswerk nog altijd op een erg conservatieve manier wordt benaderd. Het kan niet meer zoals 25 jaar geleden. Dit komt door de tweeverdieners en de andere manier van denken door Nederlanders met andere culturele achtergronden. De opzet van vrijwilligerswerk zou moeten veranderen. Wellicht zal de volgende Bruggenbouwersbijeenkomst in Gorinchem gaan over dit thema. Dhr. Mehmet Aközbek wil daar dan graag bij aanwezig zijn.
Een stagiaire bij VROM vertelde mij dat zij al een tijd bezig is contact te krijgen met een wethouder in Gorinchem voor haar scriptie. Het gaat over de handleiding integratiebeleid die alle gemeenten hebben gekregen en zij wil hierover praten met het gemeentebestuur, maar zij wordt afgewimpeld met het verhaal dat er in Gorinchem geen integratiebeleid is en dus is een gesprek niet nodig. Een vreemd verhaal. Ik ga dat zeker uitzoeken.
Gerard Broekman, gemeenteraadslid SP-afdeling Gorinchem