Verslag Raad voor Raad 6 maart 2009
Verslag Raad voor Raad 6 maart 2009
Op 6 maart hield FORUM, Instituut voor multiculturele samenwerking, weer een bijeenkomst voor gemeenteraadsleden. Dit keer ging het over opvoeding en integratie en het werd gehouden in Utrecht. Deze bijeenkomsten worden eens in het kwartaal gehouden en steeds in een stadhuis van een andere gemeente.
Nadat Sadik Harchaoui de vergadering had geopend sprak de burgemeester van Utrecht Aleid Wolfsen een welkomstwoord. Hierbij las hij een stukje geschiedenis voor waarin stond dat de bevolking van Utrecht in 1786 het ondemocratische gemeentebestuur van Utrecht weggestuurd had. Hij memoreerde ook een recent gebeuren waarbij een migrant raadslid van Utrecht een initiatief voorstel verdedigde over opvoeding waarbij de publieke tribune vol zat met veelal oude migranten mannen. Typisch! Onder de migranten is het nog steeds zo dat mannen zich niet met de opvoeding bemoeien en het volledig overlaten aan de vrouwen die naar buiten toe niets te zeggen hebben. Vooral de betrokkenheid van Marokkaanse en Antilliaanse ouders bij de opvoeding van hun kinderen is helaas te weinig. Daarom is het belangrijk dat raadsleden met elkaar van gedachten wisselen hoe we daar mee omgaan. Daarbij moet wel alle dingen bij de naam worden genoemd. Geen algemeenheden: dé scholen en dé ouders bestaan niet. Je komt pas verder als de feiten worden genoemd.
Daarna werden de prijzen van de essaywedstrijd uitgereikt door burgemeester Wolfsen. De Bruggenbouwers uit Gorinchem kregen de eerste prijs. Lees hier meer over het essay en de motivatie.
De derde prijs ging naar het raadslid Clara Gegêne uit Etten Leur en de tweede prijs naar het raadslid Jaap Jonk uit Berkelland.
De eerste spreker was Micha de Winter, faculteitshoogleraar Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken aan de universiteit van Utrecht. Sinds 1 januari 2001 is hij lid van de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling. Hij ging vooral in op de balans tussen een preventieve aanpak en repressie. Zijn het de instituten die falen of laten de ouders het afweten?
Door alle incidenten is opvoeding erg in de aandacht. In de discussie worden te vaak one-liners gehoord. Er is overigens niets nieuws onder de zon. Micha las een brief voor van de Tucht Unie van Utrecht uit 1917: “De troosteloosheid en de verwildering van de Nederlandse Jeugd neemt onder den omstandigheden toe; baldadigheid en straatschenderij oefenen een zekere bekoring uit; wetten, verordeningen en regels worden uit het oog verloren”.
Nu zijn we ook weer bezig met de jeugd. Het gaat altijd over de problemen met de jeugd. Klopt dat wel? Is het niet zo dat het problemen van de volwassenen zijn? Zowel vanuit de regering als uit de lokale prioriteiten zou moeten worden nagedacht wat jeugdbeleid zou moeten zijn. Wat willen we bereiken met de jeugd? Hoe lossen we de problemen op? Bijvoorbeeld de hangjongeren. Jongeren willen op plekken met elkaar samenzijn. Dat is van alle tijden. Is er dan een relatie tussen opvoeden en integratie? De kinderen zouden moeten worden geleerd om te gaan met de stad. Om te gaan met de verschillen. Bijvoorbeeld: Kinderen uit de verschillende stadsdelen komen elkaar nooit tegen. Als ze elkaar niet ontmoeten is dat de kern van onkunde met als vervolg vaak haat.
Het zou goed zijn als er uitwisselingsprogramma’s zouden worden opgesteld waardoor de verschillende kinderen elkaar leren kennen.
Het is belangrijk dat de kinderen worden opgevoed naar een democratisch burgerschap. Het is niet makkelijk om met conflicten om te gaan. Mensen moeten eigenlijk competenties ontwikkelen waardoor het democratisch burgerschap naar voren komt.
De gemeenteraad zou in de basis daar mee bezig moeten zijn. Er zal een doel moeten worden ontwikkeld om een goed beleid te kunnen bepalen.
Micha de Winter sprak over een andragoloog uit Amerika die in Nederland onderzoek kwam doen naar de problematiek van hangjongeren. Vrij snel kwam men er achter dat in de Engels taal geen woord bestaat als hangjongeren. Men kent dat verschijnsel niet. Ook een Engels woord voor overlast is niet bekend. Net zo als apartheid wordt er door de andragoloog nu gesproken over de problematiek met de Nederlandse woorden. Zou dat tekenend zijn?
Nederlandse burgers hebben korte lontjes, helemaal gericht op de eigen leefbaarheid in het eigen territorium, maar de overheid moet garanderen dat het goed blijft. De eigen verantwoordelijkheid wordt niet meer beleefd.
Naar de jongeren toe zou er duidelijker grenzen gesteld moeten worden, maar tegelijk moet je je meer verdiepen in de leefwereld van de jongeren en investeren in de dialoog. De dialoog ook bevorderen. Er zal ervan uit gegaan moeten worden dat het probleem een interactief probleem is, waarbij de jongeren moeten worden beschouwd als mede burgers.
Jeugdbeleid is te veel gericht op repressie, maar zal moeten worden gericht op het ontwikkelen van jongeren tot burgers van de stad. Men gaat ervan uit dat problemen met migranten zullen zijn opgelost na drie generaties. Is dat zo?
Het is duidelijk dat achter de voordeur een taak ligt maar zeker ook voor de voordeur. De ouders moeten bezig zijn met de ontwikkeling van de kinderen naar een democratisch burgerschap maar we hebben ook de school en het publieke domein.
Op school worden de vaardigheden geleerd als luisteren, tot keuzes komen en conflicten hanteren.
Ouders zouden veel meer betrokken moeten worden bij de school waardoor ze zien wat de kinderen aan competenties leren bijvoorbeeld door vergaderen. Democratische competenties zoals samen besluiten nemen en samen problemen oplossen.
Als de kinderen los op straat lopen, waar de ouders niet zijn, kan er niets worden ondernomen. De kinderen hebben een stabiele omgeving nodig. Bijvoorbeeld onder Antilianen is de oma erg belangrijk. Bij pogingen om problemen op te lossen worden de oma’s vergeten! Instituties falen te vaak door o.a. bureaucratie. Er zal gezorgd moeten worden voor presentatie op straat, dus voor de voordeur, rekening houdend met de verschillende eigenheden. Persoonlijke benadering dus. Nogmaals rondhangen hoort bij de jeugd. Er zullen buurtbewoners moeten opstaan om er wat mee te doen. Niet de houding van wie tegen jullie, maar gelijkwaardige behandeling.
Een ander probleem zijn de meisjes. Omdat het veelal om jongens gaat die de problemen veroorzaken worden de meisjes vergeten. Zij hebben vaak problemen in zichzelf. Daar zal aandacht voor moeten zijn. Niet alleen aan de problemen werken waar de volwassenen het moeilijk mee hebben.
De Rotterdamss wethouder Leonard Geluk kwam door verschillende omstandigheden wat later, maar ook zijn verhaal was interessant. Ook een stuk korter.
We zullen af moeten van moralistische prietpraat. Zijn eigen partij maakt zich daar ook erg schuldig aan, vond hij. Altijd maar: ouders moeten dit en ouders moeten dat!!! Hoe kunnen we als lokaal bestuur ouders helpen om goede keuzes te maken?
Bijvoorbeeld zouden we afmoeten dat kinderen zonder ontbijt naar school gaan. Ouders moeten daarop worden aangesproken.
Praktische aanpak in Rotterdam:
- We moeten in onze stad spreken met ouders wat zij normaal vinden aan opvoeding.
- Wat betekent dat als ouders zich daar niet naar gedragen?
- Wat verwachten we van ouders dat ze doen?
Er is een tien punten lijst gemaakt wat in Rotterdam normaal wordt gevonden. Dat is gebeurd na de zogenaamde opvoeddebatten.
Binnenkort krijgen we de tien punten door en ook hoe er mee wordt gewerkt.
Er waren twee workshops.
Wokshop A ‘Opvoedingsondersteuning door Hans Belaart van Forum. Maatwerk & opvoedingsondersteuning. Toegankelijkheid en bereik. Wat is het ideale (lokale) beleid ten aanzien van opvoedingsondersteuning? Vrijwillig of met drang en dwang?
Workshop B ‘Coach je kind’ door Esmae el Yakoubi & Esma Salama. Ervaring uit de praktijk: Hoe vergroot je ouderbetrokkenheid bij de opvoeding? Achter de voordeur, maar hoe? Kunnen cultuurspecifieke waarden en westerse normen hand in hand gaan?
De doelgroep van de twee dames is de laag opgeleide ouders en opvoeders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 16 jaar.
Je kunt problemen van twee kanten benaderen. Vanuit het perspectief van de school. Dan zijn de problemen: Taalachterstand, grensoverschrijdend gedrag, agressie, liegen, geen empathie, aandachtsproblemen. Vanuit het perspectief van de ouders. Ouders geven aan dat er geen problemen zijn. De ouders zijn niet in staat de opvoedingsvragen te onderkennen. Ze vertonen zorgmijdend gedrag en onmacht. Ze geven sociaal wenselijke antwoorden. Hebben een negatief zelfbeeld. Hebben een laag sociaal economische positie, zijn vaak maatschappelijk geïsoleerd en hebben gebrek aan competentie.
Het is belangrijk dat eerst wordt herkend wat het pedagogisch milieu is in de niet westerse context. Daarna moet het pedagogisch milieu worden erkend waarna het pedagogische milieu aan wordt gesloten in de westerse context.
Bij de herkenning en erkenning van het pedagogisch milieu spelen verschillende risicofactoren. De algemene risicofactoren zijn: Eenoudergezin, armoede, lage opleiding ouders (kennis en competentie), werkloosheid, verhoogde mate van stresservaringen.
De culturele risicofactoren, waar weinig aandacht voor is maar wel belangrijk zijn, zijn: Beleving migratie ouders (oud zeer), cultuurverschil, visie op opvoeden / opvoedingstijlen, botsing leefwerelden.
Aansluiting / integratie : Westerse invalshoek is: Het beeld van kinderen wordt bepaald door wetenschappelijke inzichten en er worden fasen in de levensloop onderkend: Baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolisent.
Niet westerse invalshoek is: Het beeld van de ouders over kinderen wordt bepaald door religie en traditie. Seksspecifieke opvoeding; meisjes worden anders opgevoed dan jongens. Dit heeft te maken met eer, religie, schuld en schaamte. De periode van kindertijd krijgt weinig aandacht. Er worden maar twee ontwikkelingsfases onderscheiden, namelijk pubertijd en meerderjarigheid. Deze invalshoeken moet worden geïntegreerd.
De school is de eerste partij die de problemen signaleert. Daarna wordt elk gezin individueel benaderd. Nooit in groepsprocessen dit i.v.m. vooral schaamte De coaches zijn ook migranten, dat geeft vertrouwen. Het is een integrale aanpak.
De volgende bijeenkomst van Raad voor Raad is in Brussel op 15 mei
Gerard Broekman, raadslid SP-fractie afdeling Gorinchem