h

Stand van zaken Johanneskerk. Dit n.a.v. vragen van het CDA

18 oktober 2006

Stand van zaken Johanneskerk. Dit n.a.v. vragen van het CDA

Door het CDA zijn vragen gesteld aan het college van B&W over de situatie rondom de Johanneskerk. Dit omdat de intentie-overeenkomst tussen de gemeente, de bouwondernemingen en het bestuur van de Gereformeerde Kerk de nodige vragen heeft opgeworpen. Hier de vragen en antwoorden. Als achtergrondinformatie ook op deze site een overzicht tot op heden.

Op 6 december 2005 heeft er een presentatie plaatsgevonden voor de toenmalige gemeenteraad (zie link onderaan).
Daarna is de intentieovereenkomst getekend (zie link onderaan).
Daarna is de raad ingelicht (zie link onderaan)

Schriftelijke vragen van de heer C. Van der Roest van de fractie CDA-Gorinchem, als bedoeld in artikel 36 van het Reglement van Orde voor vergaderingen van de gemeenteraad, inzake de stand van zaken rond de situatie verbetering aansluiting Piazzacenter op de Banneweg en de Johanneskerk, d.d. 13 september 2006, ingekomen 15 september 2006.

Tijdens de raadsbijeenkomst van 12 september jl. zijn door de heer Hamstra, namens de fractie CU/SGP vragen gesteld over de stand van zaken rond de situatie verbetering aansluiting Piazzacenter op de Banneweg en de Johanneskerk.

Naar aanleiding van de namens het college gegeven antwoorden en ter voorkoming van misverstanden, menen wij er goed aan te doen de volgende nadere vragen te stellen. Schriftelijke beantwoording wordt op prijs gesteld.

Vraag 1.

In de raadsbijeenkomst van 6 december 2005 is een presentatie verzorgd over de verkeerssituatie Banneweg/Piazzacenter. Bij die gelegenheid heeft wethouder Van Santen een toelichting gegeven, waarin hij aangaf dat er veel varianten zijn onderzocht en dat dit is uitgemond in zeven scenario’s. Er moet, aldus de heer Van Santen, nog veel worden uitgewerkt; in het voorjaar zal een en ander aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Klopt onze waarneming, dat deze toezegging tot op heden niet is nagekomen?

Antwoord van het college van B en W d.d. 10 oktober 2006..

Tijdens de raadsbijeenkomst van 6 december 2005 heeft de presentatie plaatsgevonden van de integrale studie Verkeerssituatie Banneweg – locatie Johanneskerk. Tijdens deze presentatie is namens ons college aangegeven dat de gepresenteerde studie ons inziens voldoende aanknopingspunten biedt om de geconstateerde verkeers- en parkeerproblematiek op de locatie op te lossen in combinatie met een versterking van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse. Om de feitelijke realisatiemogelijkheid van dit project nader te onderzoeken zal een verkennende haalbaarheidsstudie uitgevoerd worden. De resultaten hiervan zouden naar verwachting in het voorjaar van 2006 aan uw raad worden voorgelegd.

Uw waarneming dat dit niet op het verwachte tijdstip aan u is voorgelegd klopt. Gebleken is dat de voorbereidingstijd en het daadwerkelijk uitvoeren van de verkennende haalbaarheidsstudie gelet op de complexiteit van het project aanzienlijk meer tijd vergt dan vooraf gepland. Naar verwachting zullen wij uw raad begin volgend jaar nader kunnen informeren.

Vraag 2.

Kunt u zich vinden in onze stelling, dat tot op heden er slechts sprake is van een richtinggevende uitspraak van de gemeenteraad naar aanleiding van een motie van de heer Schefferlie van 30 juni 2005 inzake een verkeersprobleem, waarin de raad het college uitnodigt om voor het einde van dat jaar met concrete voorstellen te komen ter oplossing van het knelpunt Piazza/Banneweg?

Antwoord van het college van B en W d.d. 10 oktober 2006.

Wij kunnen ons in deze stelling vinden.

Vraag 3.

Volgens de methodiek van de zgn. ‘trechter van Aanen’ behoort kaderstelling (eventueel na een richtinggevende uitspraak van de raad) tot de taken van de gemeenteraad. De keuze van te ontwikkelen scenario’s voor een (belangrijke) stedenbouwkundige ontwikkeling behoort derhalve tot het domein van de gemeenteraad. Blijkens uw informatiebrief aan de raad d.d. 14 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders reeds in december 2005 gekozen voor scenario 6 uit de studie ‘Verkeerssituatie Banneweg Gorinchem-locatie Johanneskerk’. Nu volgens onze waarneming (zie onder vraag 1) een dergelijk voorstel de raad niet heeft bereikt, is er dus geen kaderstellende uitspraak van de gemeenteraad. Moeten wij derhalve aannemen, dat uw college zonder de vereiste kaderstellende uitspraak van de gemeenteraad een intentie-overeenkomst met derden heeft afgesloten teneinde de haalbaarheid van één van de mogelijke scenario’s te onderzoeken?

Antwoord van het college van B en W d.d. 10 oktober 2006.

Het refereren in de vraagstelling aan de zogenaamde “trechter van Aanen” willen wij hier aangrijpen om allereerst uit te leggen in welke fase van deze trechter wij ons thans bevinden. De motie van de heer Schefferlie van 30 juni 2005 is te beschouwen als fase 1 van de trechter, zijnde de fase waarin de raad een initiatief neemt. Thans zitten wij in fase 2 van de trechter waarbij wij als college alternatieven ontwikkelen om tot een oplossing te komen van de in de motie geschetste problematiek. Door middel van de presentatie in de raadsbijeenkomst van 6 december 2005 hebben wij aangegeven welke aspecten wij bij het ontwikkelen van deze alternatieven willen betrekken. Wij hebben hierbij aangegeven het zogenaamde scenario 6 als uitgangspunt te nemen, omdat dit scenario in principe de beste mogelijkheden biedt om de in de motie geconstateerde problematiek structureel op te lossen en kansen die zich daarbij aandienen te verzilveren.

De kaders, zoals neergelegd in de Gemeentelijke Structuur Visie en de Woonvisie, gelden hierbij als belangrijk uitgangspunt. Binnen scenario 6 zullen alternatieven worden ontwikkeld, die aan u ter keuze worden voorgelegd. Alsdan bevinden wij ons in fase 3 van het trechtermodel. Bij het maken van deze keuze is de raad in de gelegenheid nadere meer specifieke kaders te stellen die in acht moeten worden genomen bij de verdere uitwerking van de gemaakte keuze in een definitief plan. Wij volgen hierbij exact dezelfde werkwijze zoals die destijds ook gevolgd is bij de besluitvorming over Hoog Dalem. Daarbij heeft de raad eerst een keuze gemaakt uit een drietal stedenbouwkundige varianten, resulterend in een keuze voor het scenario De Linten. Enkele maanden daarna heeft de raad in totaal 25 kaders gesteld die gelden als uitgangspunt bij het verder uitwerken van De Linten in een definitief stedenbouwkundig plan c.q. een bestemmingsplan.

Wat betreft de gesloten intentie-overeenkomst merken wij op dat deze overeenkomst in feite niet meer is dan een in contractvorm gegoten bundeling van de werkafspraken die partijen gemaakt hebben om te komen tot voorlopige stedenbouwkundige voorstellen om het probleem, zoals dat geschetst is in de motie van de heer Schefferlie, op te lossen. In genoemde overeenkomst worden deze stedenbouwkundige voorstellen aangeduid als een haalbaarheidsstudie. Zoals wij hierboven hebben opgemerkt wordt de raad nog volop in de gelegenheid gesteld bij het maken van een keuze uit deze voorstellen haar kaders te stellen.

Vraag 4.

Nu een kaderstellende uitspraak van de gemeenteraad ontbreekt, zal hierin alsnog moeten worden voorzien. Kunnen wij binnenkort een voorstel ter zake tegemoet zien?

Antwoord van het college van B en W d.d. 10 oktober 2006

Zie antwoord vraag 1 en 3

Vraag 5.

Kan het college aangeven op welke juridische gronden, bij gebleken haalbaarheid van het door het college geëntameerde project tijdens de looptijd van de overeenkomst, de gemeente zich zonodig kan onttrekken aan de verdere tenuitvoerlegging van die overeenkomst met Heijmans Vastgoedontwikkeling B.V., Proper Stok Groep B.V. en de Gereformeerde Kerk, nu deze overeenkomst door de burgemeester namens de gemeente is getekend?

Antwoord van college van B en W d.d. 10 oktober 2006:

In dit artikel 3 van de intentie-overeenkomst is bepaald dat het door partijen te verrichten haalbaarheidsonderzoek zal bestaan uit een functioneel programma, verkeerstechnisch programma, stedenbouwkundig ontwerp, schetsontwerp, grondexploitatie, marktonderzoek, toets planologische haalbaarheid, verwervingstraject, besluitvorming, werk en tijdschema en een voorstel samenwerkingsovereenkomst.

Indien het plan op één of meerdere onderdelen niet haalbaar blijkt te zijn, zal door de betrokken partijen moeten worden geconcludeerd dat de ontwikkeling in deze vorm niet haalbaar is.

U bent hier